Wat is nu eigenlijk echt het probleem? De “obesogene samenleving” of de dieetcultuur? En wat is dan wel de oplossing in de strijd tegen “overgewicht” en “obesitas” als de suikertaks niet de oplossing is? Laat daar nou net het probleem zitten. In het gegeven dat wij vinden dàt we een strijd moeten leveren tegen “overgewicht” en “obesitas”. Maar waarom eigenlijk? Omdat het zo ontzettend ongezond is als mensen dik zijn? Want zo simpel blijkt dat helemaal niet in elkaar te zitten. Een hoger gewicht is niet per definitie ongezond, net zoals een lager gewicht niet per definitie gezond is. En wanneer ik hier met mensen over in gesprek ga blijkt dat er nog steeds maar heel weinig mensen zijn die hiervan op de hoogte zijn of dat willen geloven. Want de aanname is en blijft dat dik ongezond is.
Wat is ongezond?
Maar wat betekent het eigenlijk als we ervan uitgaan dat een hoger gewicht ongezond is? Laten we daarvoor eerst eens beginnen bij het woord gezondheid. Want gezondheid is een enorm complex begrip. En toch wordt gewicht nog vaak gezien als dé indicator voor hoe gezond iemand is. Maar steeds meer wetenschappelijk onderzoek laat zien dat gewicht helemaal geen betrouwbare graadmeter is. Iemand met een zogenaamd gezond gewicht kan er ongezonde leefgewoontes op nahouden, terwijl iemand met een zogenaamd ongezond gewicht juist heel gezond kan leven. En toch beoordelen we vaak op uiterlijk, zonder naar gedrag of context te kijken.
Wat de gezondheid vooral beïnvloedt is gezondheidsgedrag. Denk aan: voldoende bewegen, niet roken, matig zijn met alcohol en voldoende groenten en fruit. Uit onderzoek blijkt zelfs dat mensen met verschillende BMI-categorieën, maar vergelijkbaar gezondheidsgedrag, gemiddeld even lang leven en even vaak ziek worden. Gewicht is dus geen voorspeller van gezondheid.
Waarom we dan toch in BMI geloven.
En toch houden we in onze maatschappij heel erg vast aan de overtuiging dat we gezondheid wèl meetbaar kunnen maken door ons te richten op gewicht en in het bijzonder de BMI. Die koppeling tussen gewicht en gezondheid komt deels door het gebruik van de BMI (Body Mass Index). Deze meetmethode (je gewicht gedeeld door het kwadraat van je lengte) wordt al decennia gebruikt, maar meet niet wat we denken dat het meet. De BMI is ooit ontwikkeld door een wiskundige om gemiddelden in bevolkingsgroepen te berekenen, niet om individuele gezondheid vast te stellen. Daarbij is het gebaseerd op gegevens van jonge, witte mannen, en houdt het geen rekening met verschillen in leeftijd, gender, lichaamsbouw of etniciteit. De formule zegt niets over wat dat gewicht precies inhoudt – vet, spieren, botten of vocht en het zegt echt alleen iets over de verhouding van lengte en gewicht. Meer niet. Toch is de BMI populair gebleven, onder andere omdat het makkelijk is voor verzekeraars en medisch beleid: één cijfer, één oordeel. Maar gezondheid is veel meer dan dat.
Gezondheid is niet alleen fysiek.
Wil je gezondheid écht in kaart brengen, dan moet je veel breder kijken. Een goed model daarvoor is het spinnenweb van positieve gezondheid, dat zes dimensies omvat:
De eerste dimensie gaat over lichaamsfunctie. Dan hebben we het dus echt over de fysieke gezondheid. Denk aan pijnklachten, fysieke beperkingen, ziektes, en ook metingen zoals cholesterol, bloeddruk en bloedglucose. De tweede dimensie omvat het mentaal welbevinden, oftewel je mentale gezondheid. Lekker in je vel zitten, goed om kunnen gaan met emoties en tegenslagen, een goede eigenwaarde hebben, veerkrachtig zijn en de regie hebben over je eigen gedrag. De derde dimensie draait om zingeving, vertrouwen hebben in de eigen toekomst, waarde ervaren in het leven, spiritualiteit, religie en idealen hebben. De vierde dimensie gaat over kwaliteit van leven, kunnen genieten van het leven en die dingen kunnen doen die je belangrijk vindt, balans ervaren en je eigen ervaren gezondheid. De vijfde dimensie omvat het sociaal maatschappelijk participeren. Dat gaat om contact met andere mensen, betekenisvol werk, maatschappelijke betrokkenheid, je hebt communicatieve vaardigheden, je voelt je geaccepteerd. Tenslotte is de zesde dimensie dagelijks functioneren. Je kunt goed voor jezelf zorgen, jezelf staande houden en je hebt de vaardigheden in huis om gezond te kunnen leven.
Wees nou eens eerlijk, dat is toch niet te vatten in 1 cijfertje dat voorkomt uit de verhouding tussen lengte en gewicht? Toch zijn veel gezondheidsstudies uit het verleden grotendeels gebaseerd op BMI als meetinstrument. Zonder naar andere facetten van gezondheid te kijken. En als je maar één aspect meet, krijg je vanzelf een eenzijdig beeld. Tijd dus om verder te kijken dan dat getal op de weegschaal, gezondheid veel breder te zien en ons te gaan richten op wat er wel toe doet. Want er is wel degelijk een probleem, maar dat gaat niet over “overgewicht” en “obesitas” en ook niet over de “obesogene samenleving”.
Verstoorde relatie met eten en eetstoornis.
Er zijn namelijk ontzettend veel mensen met een verstoorde relatie met eten of zelfs een eetstoornis. En dat aantal stijgt. En dat is wèl echt een probleem. Maar hoe komt het dan dat er zoveel mensen (en met name vrouwen en jonge meisjes) zijn die een verstoorde relatie met eten hebben?
De dieetcultuur.
Ten eerste leven we in een dieetcultuur. De dieetcultuur is het geheel aan overtuigingen, normen en gedragingen in onze maatschappij waarin dun zijn gelijk wordt gesteld aan gezondheid, succes, zelfdiscipline en zelfs eigenwaarde. Het is een diepgeworteld systeem dat mensen laat geloven dat ze voortdurend aan hun lichaam moeten werken, vaak door middel van afvallen, diëten of “gezond” eten om geaccepteerd te worden.
Kenmerken van de dieetcultuur zijn onder andere:
- De overtuiging dat een dun lichaam beter, mooier of gezonder is dan een dik lichaam.
- Het idee dat afvallen altijd goed is, en aankomen iets dat je moet vermijden.
- De normalisering van restrictief eten, detoxen of intermittent fasting als “gezond gedrag”.
- Het moraliseren van voedsel: “slecht” eten (zoals chips, chocola, wit brood) versus “goed” eten (zoals groenten, noten, eiwitten).
- De overtuiging dat iedereen een bepaald lichaam kan hebben als ze maar genoeg hun best doen.
- Het neerkijken op en pathologiseren van mensen met een dikker lichaam.
Geen wonder dus dat de meeste mensen het liefst dun willen zijn. En dat als je dat niet bent, je dus al op jonge leeftijd gaat beginnen met lijnen en diëten. En laat dat hele diëten nou net een risicofactor zijn voor het ontwikkelen van een verstoorde relatie met eten. Net als voor het ontwikkelen van een eetstoornis overigens. Dat daar meer voor nodig is dan een verleden met diëten, dat weten we. Maar het is wel één van de factoren die bij kan dragen aan het ontwikkelen van een eetstoornis.
De impact van de dieetcultuur.
De dieetcultuur heeft enorm veel impact. Veel mensen ervaren schaamte over hun lichaam, hun eetgedrag en over hoeveel ze wel of niet bewegen. Ze voelen zich schuldig over wat ze hebben gegeten of zijn constant obsessief bezig met eten, het tracken van hun voeding en beweging of proberen zich aan strikte schema’s te houden. Daardoor raakt de relatie met eten enorm verstoord. Veel mensen durven niet meer te vertrouwen op hun hongersignalen en raken verstrikt in hun eigen eetregels. De dieetcultuur zorgt voor stigma’s en discriminatie met betrekking tot mensen in een dikker lichaam, zelfs in de gezondheidszorg. En het zelfbeeld van mensen en hun zelfwaardering komt onder druk te staan, vooral wanneer het lichaam niet voldoet aan de schoonheidsnorm.
Het is een schadelijk systeem van overtuigingen en gedrag dat helaas hand in hand gaat met een aantal andere schadelijke systemen in onze maatschappij. We leven namelijk ook in een maakbaarheidsmaatschappij.
De maakbaarheidsmaatschappij.
In de maakbaarheidsmaatschappij staat de illusie centraal dat alles in het leven; je gezondheid, succes, uiterlijk, geluk en zelfs je lichaam volledig maakbaar is, zolang je er maar hard genoeg je best voor doet. Het is een maatschappelijke overtuiging die stelt dat je alles kunt bereiken of veranderen, mits je de juiste mindset hebt, voldoende discipline toont en de juiste keuzes maakt.
Kenmerken van de maakbaarheidsmaatschappij zijn onder andere:
- Individuele verantwoordelijkheid staat centraal: jij bent verantwoordelijk voor je succes én je falen.
- Zelfoptimalisatie is de norm: steeds beter worden, efficiënter, gezonder, dunner en productiever is extreem belangrijk.
- Falen is je eigen schuld: als je niet afvalt, niet succesvol bent of mentaal worstelt, ligt dat aan jouw gebrek aan inzet of wilskracht.
- Er is geen ruimte voor toeval, pech of context: sociale ongelijkheid, genetica, trauma of chronische ziekte worden vaak genegeerd of gebagatelliseerd.
- Perfectie is het einddoel: er is altijd iets dat beter kan; je lichaam, je werk, je relatie, je eetgedrag of dieet.
Waarom is dit problematisch?
De maakbaarheidsmaatschappij kan leiden tot constante druk, stress, schuldgevoel en zelfverwijt. Want als alles maakbaar is, dan betekent elke “mislukking” automatisch dat jij tekortschiet. Dat idee ondermijnt zelfvertrouwen, belemmert zelfzorg en houdt systemen zoals de dieetcultuur in stand. Als je gelooft dat je lichaam altijd dunner, fitter of “beter” moet kunnen, blijf je in een eindeloze cyclus van afvallen, compenseren en vergelijken hangen. En het negeert structurele factoren zoals genetica, mentale gezondheid, armoede of trauma die grote invloed hebben op iemands gedrag, keuzes en gezondheid. En wat als je er niet aan voldoet? Dan voelt het alsof jij faalt. Terwijl je simpelweg mens bent, in een wereld die vaak onrealistische eisen stelt.
Het is echt tijd dat we erkennen dat niet alles maakbaar is en dat het loslaten van controle vaak veel gezonder is dan blijven streven naar een onhaalbare norm.
De prestatiemaatschappij.
En tenslotte leven we ook nog eens in een kapitalistische prestatiemaatschappij. In de prestatiemaatschappij worden succes, zelfwaarde en maatschappelijke erkenning met name afgemeten aan wat je presteert. Oftewel: wie je bent is minder belangrijk dan wat je doet, bereikt, laat zien of verdient.
Kenmerken van de prestatiemaatschappij zijn onder andere:
- Je moet altijd presteren. Je moet het beste uit jezelf halen; op werk, in je studie, in je lichaam, als ouder, als partner, op social media etc.
- Het kan altijd beter. Stilstaan voelt als achteruitgaan. Er is altijd ruimte voor groei, verbetering en optimalisatie.
- Je waarde zit in je output. Je succes telt, niet je intenties of je welzijn. Je bent pas “goed genoeg” als je iets kan laten zien.
- Vergelijken is de norm. Anderen vormen de lat waarlangs je jezelf meet qua carrière, succes, je lijf, je uiterlijk etc.
- Rust staat gelijk aan luiheid. Pauze nemen voelt als falen of als zwakte.
- Geld en status zijn belangrijker dan mentaal welzijn en geluk.
Waarom is dit problematisch?
De prestatiemaatschappij zorgt voor stress, burn-out en faalangst omdat het nooit genoeg is. Er is weinig ruimte voor kwetsbaarheid, ziek zijn of “gewoon mens zijn”. Zelfzorg en plezier maken worden als “onnuttig” en niet productief gezien, terwijl we dat nodig hebben om onszelf staande te houden en ons leven waardevol te maken. En ook de prestatiemaatschappij houdt de dieetcultuur in stand door de nadruk te leggen op controle, volhouden en “succes boeken” met je lichaam.
Daarnaast zorgt deze maatschappij waarin presteren en continu “aan staan” centraal staat ervoor dat we massaal de neiging krijgen onszelf te belonen, te troosten en te compenseren met eten. Eén van de kenmerken van een verstoorde relatie met eten. En omdat op een effectieve manier omgaan met onze eigen emoties en onzekerheden veel meer tijd en ruimte in beslag neemt, dan deze dempen en verdoven met een reep chocola of pak koekjes ligt emotie eten op de loer. Nog zo’n kenmerk van een verstoorde relatie met eten.
Er zou veel meer aandacht mogen zijn voor gewoon mens zijn, voor rust, voor imperfecties, voor zingeving en verbinding in plaats van presteren. Want je waarde ligt niet in wat je bereikt, maar in wie je bent, met alles wat daarbij hoort.
Conclusie.
De dieetcultuur, de maakbaarheidsmaatschappij en de prestatiemaatschappij versterken elkaar, en samen vormen ze een vruchtbare bodem voor een verstoorde relatie met eten en het lichaam. De maakbaarheidsmaatschappij vertelt ons dat we ons leven volledig zelf kunnen vormgeven. Alles ligt binnen onze controle, als we maar genoeg ons best doen. De prestatiemaatschappij bouwt daarop voort: je bént wat je presteert. Alles moet meetbaar en zichtbaar succesvol zijn. En de dieetcultuur is daar het logische verlengstuk van op het gebied van je lichaam en je eetgedrag.
Dus is er een probleem dat moet worden opgelost? Absoluut. Maar dat heeft niets te maken met de “obesogene samenleving” en alles met de overtuigingen, normen en systemen binnen onze maatschappij. Om dit hardnekkige probleem echt aan te pakken, is het nodig dat we de grotere context erkennen. Dat we inzien hoe deze systemen op elkaar inhaken en ervoor zorgen en in stand houden dat zoveel mensen, en met name vrouwen, een verstoorde relatie met eten en hun lijf hebben. En daar gaat de suikertaks niets aan veranderen…
.
Dit artikel is geschreven door drs. Diana van Dijken. Sinds 2015 werkzaam als Voedingspsycholoog, expert in de psychologie van eetgedrag en het ontwikkelen van een gezonde relatie met eten en jezelf, eigenaar van het Centrum voor Intuïtief Eten en medeoprichter van Gewichtsneutraal Netwerk Nederland.